2 mei 2025, Maaike van Tooren met de lezing "De Oslo Slenk en haar gesteenten"

 

In de noordelijke helft van Nederland zijn zwerfstenen te vinden met een zeer opvallend uiterlijk of met opvallende mineralen. Het zijn gesteenten die in de omgeving van Oslo op het aardoppervlak zichtbaar zijn. Tijdens de Saale-ijstijd heeft het uitbreidende ijs in deze regio brokstukken gesteenten opgenomen en vervolgens naar Nederland gebracht.


De gesteenten uit het Oslo-gebied zijn anders dan alle gesteenten uit aangrenzende gebieden. Waarom zijn deze gesteenten zo anders? Hoe zijn zij ontstaan? En waarom alleen in dit gebied? Tijdens de presentatie wordt de geologische geschiedenis van de Oslo-regio besproken en worden de gesteenten gekoppeld aan de geologische processen die hier ooit plaatsvonden.

4 april 2025, Wim Dubelaar met als onderwerp "Bouwen met natuursteen in Nederland"

7 maart 2024, Pim Kaskes met de lezing "Een stoffig einde voor de dinosauriërs?"

Dr. Pim Kaskes, geoloog en geochemicus aan de Vrije Universiteit Brussel:

Artistieke reconstructie van Noord-Dakota in de eerste maanden na de Chicxulub-meteorietinslag 66 miljoen jaar geleden:  een donkere, stoffige en koude wereld waarin de laatste niet-vliegende dinosauriërs, hier geïllustreerd met een Dakotaraptor steini, op het punt van uitsterven stonden. (Reconstructie: Mark A. Garlick)

Fijn stof van verpulverd gesteente dat vrijkwam bij de Chicxulub meteorietinslag in Mexico heeft een dominante rol gespeeld bij de afkoeling van het klimaat, de verstoring van fotosynthese en het massa uitsterven van het leven op onze planeet 66 miljoen jaar geleden.

Simulaties van klimaatmodellen geven weer hoe snel het stof zich over de planeet kon verspreiden: de wereld was binnen enkele dagen na de inslag van de Chicxulub-meteoriet omgeven door een wolk van fijnstof (simulaties door Cem Berk Senel).

Dit is de conclusie van een onderzoek dat is gepubliceerd in Nature Geoscience, waaraan onderzoekers van de Koninklijke Sterrenwacht van België, de Vrije Universiteit Brussel, de Koninklijk Belgisch Instituut voor Natuurwetenschappen en de KU Leuven hebben bijgedragen. Geoloog en geochemicus Pim Kaskes vertelt tijdens zijn lezing over dit onderzoek dat wereldwijd in het nieuws is gekomen, zijn bijdrage aan deze studie en hij blikt vooruit op toekomstige projecten om het uitsterven van de niet-vliegende dinosauriërs nog beter in kaart te brengen.

Dr. Pim Kaskes (Vrije Universiteit Brussel) wijst de Krijt-Paleogeen grens aan in een sectie in zuid Colorado (USA), welke nieuwe inzichten brengt in de processen verantwoordelijk voor het uitsterven van de dinosauriërs 66 miljoen jaar geleden.






7 februari 2025, Ledenvergadering

De ledenvergadering is uitsluitend toegankelijk voor de afdelingsleden.
Na de pauze foto’s van ons 50-jarig jubileum en mogelijk de fietstocht op Wieringen.

10 januari 2025, Peter Vos over "Oorsprong van het Nederlandse kustlandschap".



 

Dr. Peter Vos is geoloog en werkzaam bij de Geologische Dienst Nederland TNO. Hij is gespecialiseerd in de Holocene kustafzettingen van Nederland en heeft voor het 1e millenniumboek vernieuwde paleogeografische kaarten van de provincie Noord-Holland gemaakt.

De vorm van de grote rivierdalsystemen, zoals die zich voordeden aan het einde van het Pleistoceen,
hebben de mariene holocene overstromingsgeschiedenis van Laag-Nederland in sterke mate bepaald. Via de pleistocene dalsystemen drong de zee het eerst het Nederlandse kustgebied binnen. De overstromingsgebieden veranderden in de eerste helft van het Holoceen in grote getijdegebieden, -bekkens en estuaria. Tussen de vroeg-holocene getijbekkens lagen vooruitgeschoven landtongen (‘pleistocene koppen’), die zich gedurende een lange periode in het Holoceen wisten te handhaven. Pas in de tweede helft van het Holoceen zijn de pleistocene koppen voor het grootste deel door kusterosie opgeruimd. Door de opvulling van de getijbekkens en de erosie van de vooruit gestoken pleistocene gronden ontstond in de loop van het Holoceen een steeds rechtere kustlijn in West- en Noord-Nederland. De concave vorm van de West-Nederlandse kustlijn getuigt er echter van dat de voormalige hoge pleistocene gronden voor Texel (Texels Hoog) en die voor de kust van Vlaanderen nog steeds niet geheel genivelleerd zijn. 
Op grond van de geometrie van het pleistocene oppervlak aan het begin van het Holoceen kunnen de volgende kustregio’s onderscheiden worden (kaart 2 en fig. 25.3):

Kaart 2 Reconstructie van de hoogteligging  

van de top van het pleistocene oppervlak 

aan het begin van het Holoceen


          Fig. 25.3: Sedimentbronnen en putten in de                      Nederlandse kustvlakte.


1.      Het Noord-Nederlandse kustgebied. Deze regio omvat het kustgebied gelegen tussen het     Texels Hoog en de rivier de Eems. Binnen dit gebied kunnen op basis van de pleistocene morfologie in de ondergrond vier  dalsystemen /getijbekkens herkend worden,   van west naar oost: het Boorne bekken, Hunze bekken, Fivel bekken en het Eems-Dollard   bekken. Met uitzondering van de Eems monden er in deze getijbekkens geen grote rivieren   uit.

2.   Het Oer-IJssel/Vechtdal bekken. Deze regio omvat het gebied in Flevoland en centraal Noord-Holland waar in de ondergrond het grote pleistocene dalsysteem van de Overijsselse Vecht en de Oer-IJssel voorkomt.

3.     De Rijn/Maas Delta. Deze regio omvat het pleistocene rivierdal van de Rijn en Maas, dat zich bevindt in de ondergrond van Utrecht en Zuid-Holland en dat gedurende het Holoceen is opgevuld met mariene en fluviatiele sedimenten.

4.   Het Schelde bekken. Deze regio omvat het gebied van Zeeland en de Zuid-Hollandse eilanden, waar in de ondergrond een bekken voorkomt waarin de rivier de Schelde uitmondde.

Geologische en archeologische tijdtabel van Holoceen Nederland.

De zeespiegelstijging – na de laatste ijstijd, het Weichselien – maakte dat het laag gelegen westen en noorden van het land verdronk. Aan het begin van het Holoceen was die relatief snel, ~100 tot 200 cm per eeuw. Vanaf 4000 v. Chr. neemt de stijging duidelijk af. Gedurende de laatste 3000 jaar bedroeg de zeespiegelstijging gemiddeld ‘slechts’ ~5 tot 10 cm per eeuw. De snelle stijging in het Vroeg Holoceen leidde ertoe dat laag Nederland overstroomde (transgressieve ontwikkeling) en dat de kustlijn zich in die periode landinwaarts verplaatste, tot wel 200 m per jaar.. Door de afnemende zeespiegelstijging in het Midden Holoceen konden grote delen van het kustgebied hoog opslibben en verlanden (regressieve ontwikkeling). Als gevolg daarvan, en van de aanvoer van zand uit zee, bouwde de kustlijn in West Nederland zich in zeewaartse richting uit.

                                                                        Afb. 10

In 1500 v. Chr. (Afb. 10) had de kustuitbouw in West-Nederland zich doorgezet. De zeespiegel lag op ~2m –NAP. De zeegatsystemen in de West- Nederlandse kust lagen daar waar rivieren in zee uitmondden. In het achtergelegen kustgebied vormde zich veen. In het hoger gelegen Pleistocene achterland nam de natuurlijke afwatering eveneens af, waardoor ook daar het veen zich sterk uitbreidde. Door deze veenuitbreidingen was bijna de helft van Nederland met veen bedekt.

Afb. 11

Rond 500 v. Chr. (Afb. 11) stond het zeeniveau op ~1.25 m –NAP en was de snelheid van de zeespiegelstijging afgenomen tot ~10 cm per eeuw. In West-Nederland zette de regressieve kustontwikkeling nog door. Het Westfriese zeegatsysteem was door een strandwal afgesloten van de zee en het getijdensysteem was bedekt met veen. De Flevomeren namen in omvang steeds verder toe. Door de afsluiting van het Westfriese zeegatsysteem hadden de Overijsselse Vecht en het noordelijke Flevomeer hun afwatering verlegd naar de Waddenzee. Het zuidelijke Flevomeer en het riviertje de Utrechtse Vecht waterden nog af via het Oer-IJ systeem. In Oostergo (Friesland) werd het kustveen overdekt met een kleilaag. Deze transgressieve ontwikkeling wordt verklaard door natuurlijke kusterosie, waardoor de kustwal (eiland en kwelders) – die het veengebied beschermde – werd afgebroken.

                                                                        Afb. 12

Rond 100 n. Chr. (Afb. 12) lag het zeeniveau op ~1 m –NAP en vanaf die tijd (tot aan het begin van de 20e eeuw) bedroeg de zeespiegelstijging gemiddeld ~5 cm per eeuw. Een grote verandering die zich in de Romeinse tijd in het kustbeeld had voorgedaan, was de zeeverbinding van de Waddenzee met de noordelijk en zuidelijke Flevomeren waardoor de Zuiderzee was ontstaan. Door deze noordelijke opening had het Oer-IJ zijn afwateringsfunctie verloren en werd het getijdensysteem van de zee afgesloten door een gesloten strandwal. In Zuidwest-Nederland daarentegen ontstonden openingen in de strandwal, waarachter slufterafzettingen werden gevormd (kwelders). De mens gebruikte deze natuurlijke openingen in de late ijzertijd en de Romeinse tijd om via sloten en kanalen het achterliggende veen te ontwateren. Deze veenontginningen hadden na ~270 n. Chr. grootschalige gevolgen. Door de kunstmatige ontwatering zakte het veenoppervlak en via het gegraven verkavelingspatroon kon de zee tot in het hart van de veengebieden binnendringen.

Afb.13

Door de antropogene ingrepen was in 800 n. Chr. (Afb. 13) heel Zuidwest-Nederland overstroomd en veranderd in één groot getijdengebied. Op een vergelijkbare manier waren in het noorden van het land de antropogene ingressies van de Middelzee en Lauwerszee ontstaan. Een grote – door de mens veroorzaakte – omslag in het kustlandschap vond na 1100 n. Chr. plaats. Vanaf die tijd werden de kweldergebieden en de riviervlakte grootschalig bedijkt en ontstond het Nederlandse polderlandschap. Het hele veengebied, zowel in het kustgebied als in hoog Nederland werd ontgonnen. Het grote veenvolume, dat in de voorgaande millennia was gevormd, verdween door veenafslag (veenmeren), afgravingen (veenwinning), inklinking (ontwatering) en oxidatie (vertering van het veen aan de lucht).

                                                                      Afb. 14

De kaart van 1500 n. Chr. (Afb. 14) laat zien dat hele kust- en riviervlakte door de mens was bedijkt. Grote veenmeren waren ontstaan in Holland en Friesland. De Zuiderzee was door oeverafslag steeds groter geworden.







Afb. 15

In 1850 n. Chr. (Afb. 15) was door inpolderingen in Zeeland, de Kop van Noord-Holland en Noord- Nederland het getijdenareaal verder afgenomen. Steeds grotere delen van het Pleistocene zandoppervlak in hoog Nederland kwamen weer aan het oppervlak te liggen door veenoxidatie en grootschalig afgravingen.






                                                                        Afb. 16

Op de kaart van 2000 n. Chr. (Afb. 16) is duidelijk de verstedelijking te zien die in de twintigste eeuw heeft plaatsgevonden. Andere grootschalige veranderingen zijn de afsluiting van de Zuiderzee (ontstaan IJsselmeer) en die van de zeearmen in Zuidwest-Nederland. Het gebied waar veen aan het maaiveld lag, is verder afgenomen en dit proces gaat vandaag de dag nog steeds door.
























6 december 2024, Wouter Pieter Schellart over het ontstaan van de allergrootste gebergten: de Andes en de Himalaya.

 

Mensen zijn al duizenden jaren gefascineerd door bergen. Van filosofen uit de Griekse oudheid tot de eerste wetenschappers uit de Renaissance en de Verlichting, allemaal ontwikkelden zij theorieën om het ontstaan van bergketens te verklaren. Ruim 200 jaar geleden begonnen de eerste geologen gesteenten en structuren in diverse bergketens zoals de Alpen, Himalaya en Andes in kaart te brengen, om deze bergen beter te begrijpen. Met de komst van de Theorie van de Plaattektoniek in de jaren zestig van de vorige eeuw werd duidelijk in wat voor een setting zulke gebergten worden gevormd, namelijk die van convergerende tektonische platen, en wat het fundamentele verschil is tussen Andes-achtige gebergten en Himalaya-achtige gebergten.


Wat echter ontbrak in deze theorie was een aandrijfmechanisme dat verantwoordelijk is voor de enorme krachten die nodig zijn om dergelijke bergketens te bouwen. De afgelopen decennia hebben geologen en geofysici steeds meer gebruik gemaakt van zowel laboratorium experimenten alsmede computermodellen om gebergtevorming te simuleren en de aandrijfkrachten te doorgronden. In deze lezing zullen geavanceerde experimenten en computermodellen worden gepresenteerd, die laten zien hoe de aardse lagen worden gebroken, verkreukeld, en verkort om zo bergen te vormen.


Platentektoniek in Zuid-Amerika: Vulkanisme, aardbevingen en het Andes gebergte

 

Tevens tonen de simulaties aan dat om een verklaring te geven voor het ontstaan van de langste bergketen ter wereld, de Andes, en het allerhoogste gebergte, de Himalaya, we duizenden kilometers diep in de aarde moeten kijken, op een plek waar gezonken tektonische platen interacteren met de aardse mantel.


Uitgebreid artikel van de spreker:

Geodynamisch onderzoek over de Andes en de Himalaya




1 november 2024, Tim Wolterbeek over de Piesberg

 

Gelegen op zo’n twee uur rijden vanaf Utrecht, is de Piesberg nabij Osnabrück een begrip onder fossielenverzamelaars. Dit omhooggestuwd stuk aardkorst vormt samen met de Hüggel en Schafberg nabij Ibbenbüren de meest noordelijke ontsluiting van het Boven-Carboon in Duitsland. De steenkoolwinning werd voor het eerst vermeld in documenten uit 1461; steenkool werd destijds waarschijnlijk gebruikt om een kalkoven te stoken. In de huidige steengroeve kun je altijd sporen van mijnbouw, kapotte uitbreidingen, houten rails en andere dingen ontdekken.


Hoewel de focus intussen naar zandsteenwinning is verschoven, huist de Piesberg ook vandaag de dag nog een van de grootste actieve steengroeves in Europa. De Piesberg geniet internationale bekendheid vanwege haar ongekende rijkdom aan plant- en dierfossielen uit het Westfalien D, welke bewaard zijn gebleven in de vorm van een kenmerkend laagje zilvergrijs gümbeliet. De eerste ontdekkingen uit de steenkoollagen van Piesberg werden al in 1799 geregistreerd. De thermische oorsprong van deze ongewone mineralogie is nog onderwerp van verhitte discussies. Met prachtige fluviatiele systemen en de recente ontdekking van een meerafzetting heeft de groeve ook in sedimentologisch opzicht veel te bieden.


Gezien dit alles is het niet verwonderlijk dat de Piesberg inmiddels tot Duits Nationaal Geotoop is verklaard. In deze presentatie zullen de verschillende facetten van dit juweel van een Carboonontsluiting tegen het licht worden gehouden.

De zaadvaren glinstert in felle kleuren. Het is in duizenden versies te vinden in de rotsen van de Piesberg



De afbeelding hiernaast kan dienen om een eerste grove determinatie van varenachtige bladeren mogelijk te maken:

A. Neuropteris-achtig (zaadvaren)

B. Pecopteris-achtig (varen)

C. Alethopteris-achtig (zaadvaren)

D. Sphenopteris-achtig (varen, zaadvaren of onbekend)

E. Mariopteris-achtig (klimmende zaadvaren)

F. Cyclopteris (schutblad van zaadvaren)

G. Aphlebia (schutblad van kiemplant van zaadvaren)


4 oktober 2024, Salomom Kroonenberg met de "Geologie van Suriname".

 

Hoe is Suriname ontstaan? Wat is de oorsprong van haar gesteenten, Haar landschappen, haar delfstoffen, haar landbouwgronden, haar kust? Een geschiedenis die al twee miljard jaar geleden begon tijdens de Trans- Amazonische Gebergtevorming.

 


Geologische schetskaart van Suriname)

 

De geologische geschiedenis van Suriname herstartte 230 miljoen jaar geleden in het Trias - na een lange rustpauze van 860 miljoen jaar - met de scheuring van het supercontinent Pangea. Sporen van deze scheuring zijn ook in het Oost-Surinaamse bergland te vinden in de vorm van Apatoedoleriet uit het Juratijdperk die zich een weg baande in de actieve rekbreuken. Tot aan die tijd lag Florida pal ten noorden van Suriname in het stuk oceaan dat nu het Guyana-Suriname oceanisch bekken vormt. Ter hoogte van het Demeraraplateau en het Guineaplateau bevond zich een hotspot, Pangea brak open en Florida bewoog naar het noorden en westen, in het kielzog ontstonden de Bahama's.

Het vasteland van Suriname bestaat grotendeels uit Precambrische gesteenten. Deze gesteenten worden ook aangeduid als basement. Dit basement bestaat uit granitoïde en zure vulkanische gesteenten. In het Marowijnegebied ligt een laag metamorfe groensteengordel, jongere granulieten van de Falawatragroep vormen het Bakhuisgebergte en het Coroniegebied.

In een gesteentemonster uit het Bakhuisgebergte werd in 1974 een nieuw mineraal gevonden, dat surinamiet werd genoemd.

 


Surinamietkristallen, circa 0, 1 mm lang. Naar gelang de lichtinval zijn ze paars of blauwgroen (pleochroisme). Foto: E. Wf de Roever

 

 

Ook kleine, verspreid voorkomende, lichamen van gabbro en ultramafitiet komen er voor. Deze zijn ongeveer even oud als de granieten en vulkanieten. Gebleken is dat de opbouw van het basement goeddeels ontstond tijdens de Trans-Amazonische Orogene Cyclus, ongeveer 2260-1900 miljoen jaar geleden. Deze cyclus is van overheersende invloed geweest op de geologie van Suriname die gekenmerkt wordt door sedimentatie, metamorfose, plooiing en magmatisme.


Goudwinning

Berucht zijn de verwoestingen die het goud winnen met cyanide in Suriname aanricht. Het is moeilijk nog een ongerepte waterloop in de Marowijne Groensteengordel (het oudste deel van het Precambrisch Guyanaschild) te vinden.

Rosabel goudmijn in de Marowijne

 

Goud uitgewassen door de rivier is gemakkelijk winbaar voor goudzoekers uit verleden én heden!

De indrukwekkende zandsteenformatie van de 1,87 miljard jaar oude Tafelberg besluit de bewogen geschiedenis van het Guyanaschild, die 2,26 miljard jaar geleden begon. Op de granietmassieven en de diep doorgeplooide, gebroken en deels omgezette gesteenten ligt al sedert enorme tijden een zandsteendek van wel 700 m dik, gespaard gebleven in het Tafelberg-areaal. Het fossiel loze afzettingsgesteente is wel stevig verkit, maar ligt er zo ongestoord bij dat vroeger gedacht werd, dat het uit de Krijttijd dateerde. Meer westelijk, in het grensgebied van Venezuela, Guyana en Brazilië, vormt die zandsteen ongenaakbare plateaus waarop Conan Doyle hele dino reservaten liet voortleven!

De landschapsvormen van het binnenland zijn spectaculair met de granietkoppen van de Voltzberg en vele andere; pendanten van het fameuze Suikerbrood bij Rio de Janeiro en op dezelfde wijze in natte tropen uitverweerd. Tijdens de IJstijden hebben overigens ook drogere klimaten in Suriname geheerst. De noordrand van Zuid-Amerika wordt gekenmerkt door de ontwikkeling van het Guyana-bekken, sedert de Juratijd. De as van dit kustbekken ligt ongeveer langs de Corantijn Rivier, die Guyana en Suriname scheidt. Vroeger meende men dat het grond gebergte al direct onder de kustvlakte zou liggen, maar dankzij boringen weten we nu dat een dikke wig afzettingen over de Precambrische ondergrond zeewaarts present is, en van aanmerkelijk economisch belang. Bauxiet is een bodemschat aan de landkant; grondwater en aardolie zijn mede op het continentaal plat benoorden Suriname aanwezig. De kusten van Suriname bestaan uit jonge zee-afzettingen, kleiig materiaal dat in grote hoeveelheden door de Amazone aangevoerd is. Ritsen zijn de hogere schoorwallen, evenwijdig aan de kust en zanderig; daartussen liggen de zwampen, kleiige moerassen met zelfs nog een vrij groot areaal veen. 

Ritsen en zwampen in de kustvlakte in Noordoost Suriname

 

Bij het invangen en het vastleggen van de Amazonemodder spelen de mangrovewouden een bepalende rol. De precolumbiaanse Surinamers wierpen zelfs terpen op in de jonge kustvlakte – de laatste werden zo'n 750 jaar geleden nog bewoond.

 

6 september 2024, Voor en door de leden

 

Als gebruikelijk starten we het seizoen met vakantieverhalen door enkele leden.                         

Ook gaan we deze avond een verkoop houden van fossielen en mineralen, daarnaast gaan zeer veel boeken in de verkoop met grote verscheidenheid aan titels. Deze verkoop is vooral te danken aan giften uit nalatenschappen, ook hierin een nieuwe gift.

We rekenen op een hoge opkomst want er zal voor een ieder wel iets zijn wat belangstelling heeft.

3 mei, Michael Forrester: Geologie van Seaton Sluice tot Tynemouth

 

Carboon en Perm aan de Noordoost kust van Engeland

Michael is geoloog en met zijn vrouw lid van onze afdeling. Hij gaat vertellen over een klein stukje van de Engelse Oostkust met het achterland, waar hij als student zeer bijzondere fenomenen heeft gezien.

Figuur 8.1)  Algemene geologische kaart en stratigrafische secties van het kustgebied tussen Tynemouth en Seaton Sluice met de in de tekst genoemde plaatsen

Het gebied tussen Tynemouth en Seaton Sluice ( Foto Figuur 8.1 ) ligt aan de zuidkant van de kustvlakte van Northumberland. Het is een gebied met lage, relatief vlakke grond bedekt met een laagje gletsjerglazuur , gemodificeerd door laatglaciale en postglaciale solifluctie . Als gevolg hiervan worden de onderliggende massieve rotsen uit het Boven-Carboon- en Perm-tijdperk alleen blootgelegd in steengroeven, rotswanden, rotsachtige landtongen en op door golven uitgesneden platforms.

Dit stuk kust biedt een van de best belichte sequenties van Westfaalse B-steenkoolmaatregelen overal in Groot-Brittannië. De opeenvolging bestaat uit ongeveer 115 m schalie, moddersteen, siltsteen en zandsteen, gerangschikt in verticaal gestapelde verruwing-opwaartse reeksen afgedekt door een zitaarde en steenkoollaag, afgewisseld met een aantal prominente geul- en verspreide zandlichamen in de monding, elk genoemd naar hun ontsluitingslokatie. 

Figuur 8.2 Westfaalse B-kolenmetingen stratigrafie tussen Tynemouth en Seaton Sluice. De pijlen geven de stroomrichting aan van de stromingen die verantwoordelijk zijn voor de afzetting van elk groot  zandlichaam.

Typische opeenvolgingen van steenkoolhoudende facies bestaan ​​uit (van onder naar boven): (1) zwarte schalie die vis- en plantenresten bevat plus zoetwater-tweekleppige dieren ; (2) ritmisch gestreepte donkergrijze mudstone en siltstone, die naar boven overgaan in fijnkorrelige zandsteen, met daarin holen, gegolfde kruislaminering en enkele kleinschalige trog-kruisbedding; (3) ijzersteenhoudende zitaarde met kleine worteltjes en verspreide stigmaria; en (4) steenkool. Sporenfossielen en plantenfragmenten komen vaak voor, maar lichaamsfossielen blijven over het algemeen beperkt tot de zoetwatermosselbanden boven steenkoollagen.


In de schalies en modderstenen komen ijzersteenbanden en knobbeltjes voor, waarvan sommige een kegel-in-kegel- structuur.


Schalies met een kegelvormige kegelstructuur. Ze zijn samengesteld uit concentrische kegels die in elkaar zijn genest.





IJzerstenen ontsluitingen op het strand, herkenbaar aan hun rode of oranje kleur te midden van de zandstenen.

 

 



12 april, Gijs van Dijk: De Messiniaanse Zoutwatercrisis

 Let op: deze avond is op 12 april.

Zes miljoen jaar geleden sluit de Middellandse Zee zich af van de Atlantische Oceaan. Verdamping neemt de overhand en de Middellandse Zee verandert in een serie van kleine afgesloten zoute meertjes. Deze Messiniaanse zoutcrisis is al tientallen jaren onderwerp van onderzoek vanuit een breed scala aan aardwetenschappelijke disciplines. Een van de onzekerheden die onderzoekers blijvend bezighoudt is de kwantificering van zeespiegelschommelingen, met name in de laatste fase van de crisis, ook wel de Lago-Mare genoemd. Hoe verliep de overgang naar een grotendeels open verbonden Middellandse Zee ten tijde van het Plioceen?

De evolutie van mariene toegangspoorten en zeestraten oefent een grote controle uit op bodemstroming afzettingssystemen. Een bekend interval in de geologische geschiedenis dat wordt gekenmerkt door frequente veranderingen in de mariene connectiviteit is de Messinian Salinity Crisis (5,97 tot 5,33 miljoen jaar geleden), toen de Middellandse Zee een grote daling van de zeespiegel (> 1 km) zou ervaren, gevolgd door een catastrofale aanvulling van de zee aan de basis. van de Zanclean. Er bestaat controverse rond de timing en de wijze van deze gebeurtenis, aangezien er tot nu toe nooit ondubbelzinnige overstromingsafzettingen zijn geboord of herkend in ontsluitingen. In het Siciliaanse Caltanissetta-bekken (Italië) ligt de grens tussen Messinië en Zanclean direct onder de Arenazzolo-formatie.

figuur 1


(A) Drievoudig stratigrafisch schema voor de MSC, met een onderverdeling in drie hoofdfasen (Roveri et al). PLG, primair ondergips; RLG, geresedimenteerd ondergips; UG, Bovengips. (B) Scenario van een geïsoleerde, met meren bezaaide Middellandse Zee tijdens fase 3. (C) Alternatief scenario van een bijna volledige en (tenminste gedeeltelijk) verbonden Middellandse Zee. (B) en (C) zijn gewijzigd naar Attenborough  (1987).

Dit 5 tot 7 meter dikke zandige sedimentaire interval kan een genetische link onthullen met het abrupt opnieuw vullen van de Middellandse Zee, maar op dit moment ontbreekt een gedetailleerd onderzoek om de oorsprong ervan te begrijpen. In dit werk is de Arenazzolo-formatie bij Eraclea Minoa bestudeerd met behulp van een aanpak met meerdere methoden, waarbij gebruik wordt gemaakt van gedetailleerde faciesbeschrijving, korrelgrootteanalyses,  petrografische analyses en paleostroomanalyses. Paleogeografische reconstructies en faciesassociaties laten zien dat het zand van de Arenazzolo-formatie tijdens een overtreding op de noordelijke flank van het Gela-stuwfront werd afgezet door aanhoudende bodemstromingen, parallel aan de regionale hellingsfysiografie. 

Fig. 2


(A) Vereenvoudigde geologische kaart van Sicilië. (B) Schematische geologische dwarsdoorsnede door Centraal-Sicilië, afgeplat op de grens tussen Mioceen en Plioceen. Drie Messiniaanse eenheden (PLG, primair ondergips; RLG, geresedimenteerd ondergips; UG, bovengips) komen overeen met de drie fasen afgebeeld in figuur 1A . (C) Stratigrafisch logboek van de bovenste RUG in Eraclea Minoa, met vermelding van de intervallen die in detail zijn bestudeerd (secties ERA/ERB/ERC/ER6/CR). Alle panelen zijn aangepast naar Manzi et al . (2009). 

Er wordt verondersteld dat deze stromingen verband houden met de actieve circulatie van oppervlakte- en tussenliggende watermassa's, gelijktijdig met een terminale vloed in Messinië, toen de randen van het bekken overstegen en er een herverbinding tussen het westelijke en oostelijke Middellandse Zeegebied ontstond. De Arenazzolo-formatie is een uniek voorbeeld van een contourafzetting gevormd door bodemstromingen die ontstaan ​​tijdens het opnieuw verbinden van grote geïsoleerde waterlichamen.

In deze lezing bespreekt Gijs de sedimentologie van de prachtige afzettingen aan de zuidkust van Sicilië en plaats ik hun vormingsproces in de context van de meest recente inzichten over de Messiniaanse zoutcrisis.

1 maart, LET OP!!!! Gewijzigd programma. Paul van Olm met de lezing Sardinië

In de lezing over Sardinië gaat Paul in op de vele schitterende kanten van dit fascinerende (ei)land. Niet alleen de geologie komt aanbod, maar ook de prehistorie en de jongere geschiedenis. Geologisch heeft Sardinië heel veel te bieden.

Geologisch overzicht kaart Sardinië

Het eiland heeft een Hercynisch basement met in het Noorden grote graniet intrusies, maar ook metamorfose en zelfs ofiolieten kunnen we er aantreffen. Paleozoïsche sedimenten komen in de twee lobben in het Zuiden voor, dit is het gebied van niet alleen de oude fossielen als stromatolieten en trilobieten en o.a. graptolieten, maar ook is hier de -indertijd- grootste Europese mijnbouw ontwikkeld.
Er zijn 7 grote mineralogische vormingsfasen geweest met hydrothermale aanrijking.
Dat leidde tot de grootste zilvermijnen van Europa, al in de Romeinse tijd, maar ook andere metalen koper, zink, tin, lood werden er gedolven, tot na WOII de gehele mijnbouw instortte. 


Grot van Corbeddu-Sondaar








Het Mesozoïcum wordt vertegenwoordigd door het karstgebergte in het Midden Oosten van het eiland.
Hier deed de Universiteit Utrecht 10 tallen jaren paleontologisch onderzoek aan de (laat Pleistocene) eilandfauna die in één van de beroemdste karstgrotten van het eiland gevonden is. 

De plaattektoniek speelt in de ontwikkeling een grote rol, niet alleen bij de Hercynische gebergtevorming, maar ook bij de ongelofelijke snelheid waarmee het blok Sardinië/Corsica zich in het Tertiair bewogen heeft om in een paar miljoen jaar een “reis” van honderden kilometers te maken grenst aan het ongelofelijke.


Een gevolg van die snelle beweging was dat de aardkorst tot op grote diepte opengescheurd werd waardoor gigantische hoeveelheden lava over het eiland in de vorm van basaltplateaus en pyroklastische afzettingen werden afgezet. Ook werd toen de grote centrale vlakte, de Campidano, gevormd. Nu het agrarische hart van dit verder niet erg vruchtbare eiland.

Het Thyrrenien (eigenlijk een midden-ijstijd vergelijkbaar met het Noord-Europese Eemien) vinden we op vele plaatsen langs de kust in de vorm van een hoge (10 m) terrasafzetting boven het strand gevuld met de gewone toerist.

Naast bovenstaande wil ik ook nog ingaan op de geschiedenis van de mijnbouw, de boeiende prehistorie van de trotse Nuraghi (de oorspronkelijke) bewoners die jarenlang de Romeinen buiten de deur wisten te houden. Waar heb ik dat meer gehoord? Asterix ?